Door een rijke grond, die bestaat uit zand en klei, aangevuld met veenachtige gebieden , is de grond rond de stad uitgegroeid tot een fenomenaal hoveniersparadijs. Velen hebben hierop hun arbeid gehad voordat er sprake was van winkelvorming.
Daar komt dus eind 19 e eeuw verandering in alhoewel op veel plaatsen in de stad altijd wel groente en fruit ter beschikking was.
Een groot deel daarvan was bij particulieren, die met de verkoop van wat rookwaren en groente en fruit een extra centje bij wilden verdienen. De inkomsten van de mannen of de weduwen waren niet om over naar huis te schrijven. Met een plank achter het voorraam met daarachter een gordijn werd een soortement van etalage gecreëerd voor de uitstalling van de waren.
Maar ook bij deze beroepsgroep werd het stilaan anders. Een van de voortrekkers was de dochter van Cornelis Versijp, een barbier in de Kloosterstraat.