Vettewarijen: winkels die oliën, vetten en kaarsen en dergelijke verkochten. Dit soort winkels bestond veelal uit een combinatie met kruidenierswaren.
Kramerijen: de verkoop van allerlei klein huishoudelijke materialen, voornamelijk uit metaal. Dat varieerde van een haarspeld tot schroefje en dergelijken.
Pelterijen: winkels die handelden en materiaal verwerkten in bont.
Schalotten: Dit is nog een echt middeleeuws woord. Deze producten waren houten zolen met een leren kap erover heen. De oude, middeleeuwse slipper dus.