Sinds de aanleg van de spoorwegdam tussen Brabant en Zeeland zijn de Wester- en de Oosterschelde van elkaar gescheiden. Daardoor is een heerlijke strook strand ontstaan tussen de Sint Geertruidapolder bij Bergen op Zoom en de Caterspolder bij Woensdrecht. Het strand liep heel langzaam af en was voor de bevolking heerlijk om daar te verpozen en lekker pootje te baden. Een ideale plek voor een Kurhaus...
Twee broers Touw uit Bergen op Zoom, beiden werkzaam in de horeca, zagen dit allemaal voor hun ogen gebeuren en besloten om er in 1908 een tent weg te zetten voor de verkoop van fris en wat snoepwerk. Het beviel de gebroeders David en Johannes Touw uitstekend. Zij verzochten de gemeente van Bergen op Zoom, na het badseizoen in 1909, hen een bouwvergunning te verstrekken voor de bouw van een paviljoen. Dat nog onder de benaming van een opslag (links een detail uitTopotijdreis)
collectie West-Brabants Archief
Het gebouw werd in steen gebouwd met prachtige ronde bogen, boven was restaurant en beneden was de opslag van materiaal. Boven was ook alleen toegangkelijk voor leden van het Kurhaus. Vanaf het badseizoen 1910 beschikten zij over een prachtig paviljoen, waar je slechts binnen met een abonnement kon vertoeven. Dit gebouw werd het Kurhaus genoemd en was gelijk een ontmoetingspunt…ook voor vliegshows, muziek-optredens en sportwedstrijden. Voor de vele badgasten was er altijd nog de strandtent. De beter gesitueerde kon via het restaurant ook nog kaarten bestellen voor “ezeltje rijden” dat daar ook aanwezig was. Voor 5 cent kon je een rondje rijden, maar dat was voor weinigen weggelegd.
collectie West-Brabants Archief
Er was volop actie. In dit geval de opening van het Kurhaus in 1910 met de komplete seizoensgebouwen erbij.
Van lieverlee kwamen er enkele gebouwtjes bij maar in 1930 kwamen de gebroeders tot de conclusie dat de exploitatie krachtiger moest worden. Er werd op twee zaken ingezet. Het eerste was de opwaardering en modernisering van het Kurhaus en het gebied eromheen. De toegangsweg was een groot probleem en het paviljoen zag er verpauperd uit. Er werd gesuggereerd dat er een vast zwembad moest komen. Aannemelijk zou zijn het plaatsen van kleedhokjes en er kwamen steeds meer losse dagtenten. Het volgende actie was de heropening van de Geertrudisbron. Deze lag in een hoek van het terrein onder een lading zand. Opnieuw werd deze bron opgegraven en de inhoud aan een keuring onderworpen, die positief uitviel. De heren Touw gingen het mineraalwater als gezondheids-water en bronwater verkopen. Zelfs bij ons vorstenhuis stond dit als bronwater op tafel.
Ezeltje rijden... voor velen te duur (foto: WBA)
In 1932 kwamen de beloofde kleedhokjes er . Zij stonden tegen de duinrand met de Kogelvangers aan, die behoorden tot het militaire oefenterrein Kijk-in-de-Pot. Tevens werd er een kinderzwembad aangelegd. Vreemd was wel dat men volop mocht badderen, maar echt zonnebaden was verboden. Een jaar later werden er 60 tenten geplaatst en in de gebouwen werd elektriciteit aangelegd. Ook was er een primeur. Er waren vanaf dat jaar 3 zoetwater-douches. Een aantal kilometers verderop bij Woensdrecht was inmiddels het badterrein de Duintjes geopend en dat veroorzaakte veel concurrentie voor het Kurhaus. Zeker toen later in Woensdrecht een eigen spoorwegstation kwam.
Detail fotokaart van het terrein bij het Kurhaus gekleurd
In 1935 wordt de beheerder van het terrein, de heer Geers, schoonvader van Daniel Touw, gefeliciteerd met zijn 25 jaar dienstverband. Intussen is binnen Bergen op Zoom wel een commissie bezig met het totale beheer van het Kurhaus. Er moet nog meer gemoderniseerd worden en de vraag is wie dat moet gaan doen. De gebroeders of misschien de gemeente. In 1936 wordt het hele terrein en alle gebouwen , inclusief de gebouwen van de Geertrudis-bron, verkocht aan de gemeente voor 26.000 gulden. De heren Touw mogen wel tegen een symbolische betaling van 1 gulden per jaar de exploitatie van de bron blijven uitvoeren.